Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->übersetze beglaubigen

übersetze beglaubigen von Deutsche ins Niederländisch

Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. beglaubigen:
  2. Wiktionary:

Deutsch

Detailübersetzungen für beglaubigen (Deutsch) ins Niederländisch

beglaubigen:

beglaubigen Verb (beglaubige, beglaubigst, beglaubigt, beglaubigte, beglaubigtet, beglaubigt)

  1. beglaubigen (bekräftigen; besiegeln)
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren Verb (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen Verb (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen Verb (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren Verb (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen Verb (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)
  2. beglaubigen (bestaetigen; bescheinigen; signalisieren)
    certificeren; bekrachtigen; waarmerken; bestempelen; merken
    • certificeren Verb (certificeer, certificeert, certificeerde, certificeerden, gecertificeerd)
    • bekrachtigen Verb (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • waarmerken Verb (waarmerk, waarmerkt, waarmerkte, waarmerkten, gewaarmerkt)
    • bestempelen Verb (bestempel, bestempelt, bestempelde, bestempelden, bestempeld)
    • merken Verb (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
  3. beglaubigen (befestigen; festmachen; heften; )
    bevestigen; ergens aan bevestigen; vastzetten; vastmaken

Konjugationen für beglaubigen:

Präsens
  1. beglaubige
  2. beglaubigst
  3. beglaubigt
  4. beglaubigen
  5. beglaubigt
  6. beglaubigen
Imperfekt
  1. beglaubigte
  2. beglaubigtest
  3. beglaubigte
  4. beglaubigten
  5. beglaubigtet
  6. beglaubigten
Perfekt
  1. habe beglaubigt
  2. hast beglaubigt
  3. hat beglaubigt
  4. haben beglaubigt
  5. habt beglaubigt
  6. haben beglaubigt
1. Konjunktiv [1]
  1. beglaubige
  2. beglaubigest
  3. beglaubige
  4. beglaubigen
  5. beglaubiget
  6. beglaubigen
2. Konjunktiv
  1. beglaubigte
  2. beglaubigtest
  3. beglaubigte
  4. beglaubigten
  5. beglaubigtet
  6. beglaubigten
Futur 1
  1. werde beglaubigen
  2. wirst beglaubigen
  3. wird beglaubigen
  4. werden beglaubigen
  5. werdet beglaubigen
  6. werden beglaubigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beglaubigen
  2. würdest beglaubigen
  3. würde beglaubigen
  4. würden beglaubigen
  5. würdet beglaubigen
  6. würden beglaubigen
Diverses
  1. beglaubig!
  2. beglaubigt!
  3. beglaubigen Sie!
  5. beglaubigt
  6. beglaubigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für beglaubigen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
homologeren Anerkennen; Homologieren
vastmaken Fest machen
vastzetten Befestigen
waarmerken Amtssiegel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bekrachtigen beglaubigen; bekräftigen; bescheinigen; besiegeln; bestaetigen; signalisieren
bestempelen beglaubigen; bescheinigen; bestaetigen; signalisieren benennen; ernennen; nennen
bevestigen anbinden; anheften; befestigen; beglaubigen; bekräftigen; besiegeln; festhaken; festheften; festmachen; heften anbinden; anheften; anketten; anknöpfen; anlegen; befestigen; beipflichten; bejahen; bestätigen; dokumentieren; festbinden; festhalten; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; heften; klammern; knoten; verankern; verbinden; verknoten
bezegelen beglaubigen; bekräftigen; besiegeln besiegeln
certificeren beglaubigen; bescheinigen; bestaetigen; signalisieren
ergens aan bevestigen anbinden; anheften; befestigen; beglaubigen; festhaken; festheften; festmachen; heften
goedkeuren beglaubigen; bekräftigen; besiegeln austeilen; autorisieren; bekräftigen; bewilligen; billigen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen
homologeren beglaubigen; bekräftigen; besiegeln
merken beglaubigen; bescheinigen; bestaetigen; signalisieren abzeichnen; ankreuzen; anmerken; bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; kennzeichnen; markieren; merken; sehen; signalisieren; spüren; wahrnehmen; zeichnen
vastmaken anbinden; anheften; befestigen; beglaubigen; festhaken; festheften; festmachen; heften an einander befestigen; anbinden; anheften; anketten; anlegen; befestigen; den Mund verbieten; dokumentieren; einhaken; erpressen; festbinden; festhalten; festmachen; heften; knebeln; verankern
vastzetten anbinden; anheften; befestigen; beglaubigen; festhaken; festheften; festmachen; heften anbinden; anketten; anlegen; aufsperren; befestigen; dokumentieren; einschließen; einsperren; festbinden; festhalten; festlegen; festmachen; festsetzen; heften; im Gefängnis werfen; verankern
waarmerken beglaubigen; bescheinigen; bestaetigen; signalisieren als gangbar erkennen; kalibrieren
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
goedkeuren autorisieren

Synonyms for "beglaubigen":


Wiktionary Übersetzungen für beglaubigen:

Cross Translation:
FromToVia
• beglaubigen → accrediteren ↔ accréditer — Mettre en crédit
• beglaubigen → certificeren; getuigen ↔ attester — certifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit.
• beglaubigen → betuigen; verzekeren ↔ certifier — Témoigner qu’une chose est vraie.
• beglaubigen → aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken; certificeren; getuigen ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante.
• beglaubigen → certificeren; getuigen ↔ témoigner — porter témoignage, servir de témoin.

Computerübersetzung von Drittern:






Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0660 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden