Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
- befestigt:
- befestigen:
-
Wiktionary:
- befestigt → ferm, fors, hecht, potig, robuust, sterk, stevig, stoer, struis
- befestigen → bevestigen, vastmaken, versterken
- befestigen → vastmaken, monteren, bevestigen, aanbranden, bepalen, fixeren, tuigeren, vaststellen, aansluiten, binden, vastbinden, verbinden, aanbinden, meren, onderbinden, vastleggen, definiëren, omschrijven, aanpennen, vijzen
Deutsch
Detailübersetzungen für befestigt (Deutsch) ins Niederländisch
befestigt:
-
befestigt
-
befestigt
vastgemaakt-
vastgemaakt Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für befestigt:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
vastgemaakt | befestigt | |
versterkt | befestigt |
befestigt form of befestigen:
-
befestigen (festmachen; beglaubigen; heften; festhaken; anbinden; anheften; festheften)
-
befestigen (festmachen; verankern; dokumentieren; festbinden; festhalten; anlegen; heften; anbinden; anketten)
-
befestigen (verknoten; anknöpfen; anbinden; schnüren; festmachen; zusammenbinden; festknöpfen)
vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden; strikken-
aan elkaar knopen Verb (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
-
aan elkaar binden Verb
-
befestigen (anlegen; festmachen; heften; verankern; anketten; anbinden; festbinden; einhaken)
Konjugationen für befestigen:
Präsens
- befestige
- befestigst
- befestigt
- befestigen
- befestigt
- befestigen
Imperfekt
- befestigte
- befestigtest
- befestigte
- befestigten
- befestigtet
- befestigten
Perfekt
- habe befestigt
- hast befestigt
- hat befestigt
- haben befestigt
- habt befestigt
- haben befestigt
1. Konjunktiv [1]
- befestige
- befestigest
- befestige
- befestigen
- befestiget
- befestigen
2. Konjunktiv
- befestigte
- befestigtest
- befestigte
- befestigten
- befestigtet
- befestigten
Futur 1
- werde befestigen
- wirst befestigen
- wird befestigen
- werden befestigen
- werdet befestigen
- werden befestigen
1. Konjunktiv [2]
- würde befestigen
- würdest befestigen
- würde befestigen
- würden befestigen
- würdet befestigen
- würden befestigen
Diverses
- befestig!
- befestigt!
- befestigen Sie!
- befestigt
- befestigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Übersetzung Matrix für befestigen:
Synonyms for "befestigen":
Wiktionary Übersetzungen für befestigen:
befestigen
Cross Translation:
verb
befestigen
-
etwas an einer Stelle so anbringen, dass es hält
- befestigen → bevestigen; vastmaken
verb
-
vastmaken
-
beter bestand maken tegen aanvallen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• befestigen | → vastmaken | ↔ fasten — to attach or connect in a secure manner |
• befestigen | → monteren; bevestigen | ↔ mount — attach an object |
• befestigen | → aanbranden; bepalen; bevestigen; fixeren; tuigeren; vastmaken; vaststellen; aansluiten; binden; vastbinden; verbinden; aanbinden; meren; onderbinden; vastleggen | ↔ attacher — fixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir. |
• befestigen | → bepalen; bevestigen; fixeren; tuigeren; vastmaken; vaststellen; definiëren; omschrijven | ↔ fixer — attacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place. |
• befestigen | → aanpennen | ↔ goupiller — (familier, fr) combiner, arranger, manigancer, concevoir. |
• befestigen | → vijzen | ↔ visser — Attacher, fixer avec des vis. |