Deutsch
Detailübersetzungen für Teileinheit (Deutsch) ins Niederländisch
Teileinheit: (*Wort und Satz getrennt)
- teil: eigen aan
- Einheit: eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; legereenheid; legeronderdeel; legerafdeling; uniformiteit; monotonie; eenzelvigheid
- Teil: onderdeel; deel; stuk; element; component; bestanddeel; ingrediënt; fractie; basisbestanddeel; gedeelte; part; segment; deeltje; onderdeeltje; ledematen; lichaamsdelen; aandeel; portie; gebouw; pand; bouwwerk