Schlag: deutsche und niederländische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Remove Ads

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Schlag:
- soort; ras; slag; klap; toegebrachte klap; tik; lel; klop; mep; vuistslag; opdonder; dreun; uithaal; muilpeer; stoot; hengst; peut; oplawaai; opduvel; zet; por; duwtje; duw; stootje; jens; knal; conciërge; portier; bliksemschicht; bliksemslag; bliksem; flits; bliksemflits; bons; pof; duiventil; duivenhok; olifantspijp; wijde broekspijp; soulpijp
Wiktionary:
- Schlag → hok, schok, slag
- Schlag → klap, slag, botsing, stoot, mep, klets, haal, klokslag, klop, aard, soort, beroerte, apoplexie, flap, houw, gevecht, kamp, strijd, treffen, veldslag, schop, tik, veeg, klasse, geslacht, woordgeslacht

Deutsch

Detailübersetzungen für Schlag (Deutsch) ins Niederländisch

Schlag:

Schlag [der ~] Nomen

der Schlag (Art; Sorte)
de soort; het ras; de slag
- soort [de ~] Nomen
- ras [het ~] Nomen
- slag [de ~ (m)] Nomen
der Schlag (Klaps; Hieb; leichter Schlag)
de klap; toegebrachte klap; de tik; de lel; de klop; de mep
- klap [de ~ (m)] Nomen
- toegebrachte klap [znw.] Nomen
- tik [de ~ (m)] Nomen
- lel [de ~] Nomen
- klop [de ~ (m)] Nomen
- mep [de ~] Nomen
der Schlag (Faustschlag; Hieb; Handschlag; Klaps)
de slag; de vuistslag; de opdonder; de dreun; de uithaal
- slag [de ~ (m)] Nomen
- vuistslag [de ~ (m)] Nomen
- opdonder [de ~ (m)] Nomen
- dreun [de ~ (m)] Nomen
- uithaal [de ~ (m)] Nomen
der Schlag (Hieb; Puff; Maulschelle; Ohrfeige; Bums; Klaps)
de opdonder; de muilpeer; de mep; de stoot; de klap; de hengst; de peut; de oplawaai; de opduvel; de lel
- opdonder [de ~ (m)] Nomen
- muilpeer [de ~] Nomen
- mep [de ~] Nomen
- stoot [de ~ (m)] Nomen
- klap [de ~ (m)] Nomen
- hengst [de ~ (m)] Nomen
- peut [de ~ (m)] Nomen
- oplawaai [de ~ (m)] Nomen
- opduvel [de ~ (m)] Nomen
- lel [de ~] Nomen
der Schlag (leichter Stoß; Stoß; Puff; Bums; Anstoß; Anprall; Zusammenstoß)
de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
- stoot [de ~ (m)] Nomen
- zet [de ~ (m)] Nomen
- por [de ~ (m)] Nomen
- duwtje [het ~] Nomen
- duw [de ~ (m)] Nomen
- stootje [het ~] Nomen
der Schlag (Hieb; Klaps)
jens; de klap; de tik; toegebrachte klap; de knal; de lel; de dreun; de mep
- jens [znw.] Nomen
- klap [de ~ (m)] Nomen
- tik [de ~ (m)] Nomen
- toegebrachte klap [znw.] Nomen
- knal [de ~ (m)] Nomen
- lel [de ~] Nomen
- dreun [de ~ (m)] Nomen
- mep [de ~] Nomen
der Schlag (Pförtner; Hausmeister; Portier; Hauswart; Schließer; Hauswirt)
de conciërge; de portier
- conciërge [de ~] Nomen
- portier [de ~ (m)] Nomen
der Schlag (Blitz; Schlucker; Strahl)
de bliksemschicht; de bliksemslag; de bliksem; de flits; de bliksemflits
- bliksemschicht [de ~ (m)] Nomen
- bliksemslag [de ~ (m)] Nomen
- bliksem [de ~ (m)] Nomen
- flits [de ~ (m)] Nomen
- bliksemflits [de ~ (m)] Nomen
der Schlag (Knall; Stoß; Krach; Bums)
de bons; de pof
- bons [de ~ (m)] Nomen, Plural
- pof [de ~ (m)] Nomen
der Schlag (Taubenschlag)
de duiventil; het duivenhok
- duiventil [de ~] Nomen
- duivenhok [het ~] Nomen
der Schlag (weiter Hosenschlag)
olifantspijp; wijde broekspijp; soulpijp
- olifantspijp [znw.] Nomen
- wijde broekspijp [znw.] Nomen
- soulpijp [znw.] Nomen

Übersetzung Matrix für Schlag:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bliksem	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl	Blitz; Himmelsfeuer; Wetterleuchten
bliksemflits	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
bliksemschicht	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
bliksemslag	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
bons	Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
conciërge	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Hausmeister; Portier
dreun	Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Schlag	Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß
duivenhok	Schlag; Taubenschlag
duiventil	Schlag; Taubenschlag
duw	Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
duwtje	Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
flits	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl	Blitz; Blitzlicht; Lichtsignal; Lichtzeichen; Strahl
hengst	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag	Hengst
jens	Hieb; Klaps; Schlag
klap	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; leichter Schlag	Anschwärzung; Bums; Einkalkulierung; Fall; Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Hau; Hieb; Klaps; Klatsch; Klatscherei; Knall; Krach; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Plumps; Puff; Schuß; Stoß; Tratsch; Verleumdung; Wäscherei
klop	Hieb; Klaps; Schlag; leichter Schlag
knal	Hieb; Klaps; Schlag	Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß
lel	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; leichter Schlag	Quappe
mep	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; leichter Schlag	Maulschelle; Ohrfeige
muilpeer	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag	Maulschelle; Ohrfeige
olifantspijp	Schlag; weiter Hosenschlag
opdonder	Bums; Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag
opduvel	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag
oplawaai	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag
peut	Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag	Benzin; Hieb; Klaps; Pinselreiniger; Puff; Terpentin
pof	Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
por	Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
portier	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Aufseher; Portier; Wächter; Wärter
ras	Art; Schlag; Sorte
slag	Art; Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Schlag; Sorte	Art; Enttäuschung; Ernüchterung; Feldschlacht; Gattung; Gesellschaftsschicht; Kampf; Klasse; Krieg; Position; Rang; Rangordnung; Rückschlag; Schicht; Schlacht; Sorte; Stand; Typ
soort	Art; Schlag; Sorte	Art; Gattung; Naturbezüge; Sorte; Typ
soulpijp	Schlag; weiter Hosenschlag
stoot	Anprall; Anstoß; Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß	Hieb; Klaps; Puff; Ruck; Stoß; erschütternde Bewegung
stootje	Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
tik	Hieb; Klaps; Schlag; leichter Schlag
toegebrachte klap	Hieb; Klaps; Schlag; leichter Schlag
uithaal	Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Schlag
vuistslag	Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Schlag
wijde broekspijp	Schlag; weiter Hosenschlag
zet	Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß	Manöver; Schachzug; Spielzug; Zug

Synonyms for "Schlag":

Schlaghose
Schicksalsschlag; Begebenheit; Ereignis; Geschehnis; Vorfall; Vorgang; Vorkommnis
Hieb; Stoß; Aktion; Handlung; Operation; Tat
Knall
Detonation; Explosion
Kaliber; Sorte; Typ

Wiktionary Übersetzungen für Schlag:

Schlag

noun

Verschlag, kleiner Stallhttp://www.enzyklo.de/synonyme/Schlaghttp://www.rv-oh.de/html/haufig_gestellt_fragen.html
- Schlag → hok

Schlag

noun

een bepaald dierenverblijf
- hok → Stall; Schlag; Verschlag
een blootstelling aan een elektrische potentiaal
- schok → Schlag; Stromschlag
het opzettelijk doen belanden van een hand of een voorwerp op iemand
- slag → Schlag

Cross Translation:

From	To	Via
• Schlag	→ klap; slag	↔ bang — A strike upon an object causing such a noise
• Schlag	→ slag	↔ blow — act of striking or hitting
• Schlag	→ botsing	↔ bump — a light blow or jolting collision
• Schlag	→ stoot; slag	↔ hit — blow, punch
• Schlag	→ klap	↔ knock — impact
• Schlag	→ mep; klets	↔ slap — A blow.
• Schlag	→ klap	↔ stroke — blow
• Schlag	→ slag	↔ stroke — golf: single act of striking the ball
• Schlag	→ slag	↔ stroke — tennis: single act of striking the ball
• Schlag	→ slag; haal	↔ stroke — rowing: movement of an oar or paddle through water
• Schlag	→ klokslag	↔ stroke — time when a clock strikes
• Schlag	→ slag	↔ stroke — particular style of swimming
• Schlag	→ klop	↔ whack — A blow, impact or slap
• Schlag	→ aard; slag; soort	↔ acabit — désuet\|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses.
• Schlag	→ beroerte; apoplexie	↔ apoplexie — médecine\|fr arrêt brusque, plus ou moins complet, des fonctions cérébrales, accompagner de la perte entier ou partielle de la connaissance et du mouvement.
• Schlag	→ flap; houw; klap; mep; slag; gevecht; kamp; strijd; treffen; veldslag	↔ bataille — guerre\|fr combat général entre deux armées.
• Schlag	→ houw; klap; schop; slag; stoot; tik; klets; klop; veeg; flap; mep	↔ coup — impression que fait un corps sur un autre en le frappant.
• Schlag	→ aard; slag; soort; klasse; geslacht; woordgeslacht	↔ genre — ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.

Computerübersetzung von Drittern:

Deutsche und niederländische Suchergebnisse für: Schlag

Detailübersetzungen für Schlag (Deutsch) ins Niederländisch

Schlag:

Schlag [der ~] Nomen

der Schlag (Art; Sorte)

der Schlag (Klaps; Hieb; leichter Schlag)

der Schlag (Faustschlag; Hieb; Handschlag; Klaps)

der Schlag (Hieb; Puff; Maulschelle; Ohrfeige; Bums; Klaps)

der Schlag (leichter Stoß; Stoß; Puff; Bums; Anstoß; Anprall; Zusammenstoß)

der Schlag (Hieb; Klaps)

der Schlag (Pförtner; Hausmeister; Portier; Hauswart; Schließer; Hauswirt)

der Schlag (Blitz; Schlucker; Strahl)

der Schlag (Knall; Stoß; Krach; Bums)

der Schlag (Taubenschlag)

der Schlag (weiter Hosenschlag)

Übersetzung Matrix für Schlag:

Synonyms for "Schlag":

Wiktionary Übersetzungen für Schlag:

Verwandte Übersetzungen für Schlag