Deutsch
Detailübersetzungen für Zahlenwert (Deutsch) ins Niederländisch
Zahlenwert: (*Wort und Satz getrennt)
- zahlen: voldoen; betalen; vereffenen; aanzuiveren; nabetalen
- wert: waard; favoriete; lievelings; dierbaar; geselecteerd; toegenegen; verkoren; beroemd; aanzienlijk; voornaam; verheven; gewichtig; adelijk; illuster; hooggeplaatst; gedistingeerd; doorluchtig
- Zahlen: voldoen; betalen; dokken
- Wert: waarde; verdienste; merite; zin; betekenis; bedoeling; beduiding; beduidenis; belang; gewichtigheid
- Zählen: tellen; tel
- zählen: tellen; passen; aftellen; geld afpassen