Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
Hausarbeit:
-
Wiktionary:
Hausarbeit → profielwerkstuk, huishoudelijke werk, huiswerk
Hausarbeit → taak - User Contributed Translations for Hausarbeit:
huiswerk -
Synonyms for "Hausarbeit":
Seminararbeit; Studienarbeit; Abhandlung; akademische Arbeit; Arbeit; Ausarbeitung; Traktat; Werk; wissenschaftliche Arbeit
Hausaufgabe; Hausübung; Heimarbeit; Schularbeit; Schulaufgabe
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für Hausarbeit (Deutsch) ins Niederländisch
Hausarbeit: (*Wort und Satz getrennt)
- Hau: klap; harde slag
- Arbeit: taak; inspanning; ambacht; werk; vak; beroep; werkstuk; verhandeling; hobby; activiteit; arbeid; bezigheid; werkzaamheid; bedrijvigheid; baan; werkplek; werkkring; job; karwei; loonwerk; loonarbeid; klusje; karweitje; gisting; krachttoer
- Haus: huis; perceel; bouwwerk; gebouw; pand; honk; gebied; terrein; kavel; bouwterrein; blok; vastgoed; onroerende zaken; onroerende goederen; speelgoedblok; complex
Spelling Suggestions for: Hausarbeit
Hausarbeit:
Synonyms for "Hausarbeit":
Wiktionary Übersetzungen für Hausarbeit:
Hausarbeit
Cross Translation:
noun
-
Schulaufgaben, die zu Hause gelöst werden sollen
- Hausarbeit → profielwerkstuk
-
Aufgaben, die in einem Haushalt anfallen
- Hausarbeit → huishoudelijke werk; huiswerk
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Hausarbeit | → taak | ↔ chore — a difficult, unpleasant, or routine task |
User Translations:
Word | Translation | Votes |
---|---|---|
Hausarbeit | huiswerk | 15 |
Computerübersetzung von Drittern: