Deutsch
Detailübersetzungen für Pflanzenart (Deutsch) ins Niederländisch
Pflanzenart: (*Wort und Satz getrennt)
- pflanzen: planten; poten; in de grond zetten; inplanten; implanteren
- Art: manier; procedure; wijze; methode; wijs; handelwijze; trant; soort; type; slag; genre; ras; karakter; aard; geaardheid; inborst; natuur; mentaliteit; inslag; gemoed; kwaliteit; stam; hoedanigheid; gesteldheid; temperament; volksstam; gemoedsgesteldheid; gemoedsaard