Deutsch
Detailübersetzungen für Nachschub (Deutsch) ins Niederländisch
Nachschub: (*Wort und Satz getrennt)
- nach: naar; toe; naar toe; na; achter; nadat; later dan; ergens naartoe; naartoe; waartoe
- Schub: aandrijving; voortstuwing; stuwkracht; groep; gezelschap; aantal personen bijeen; karrenvracht
- Schuß: explosie; ontploffing; plof; bam; scheutje; schoot; spruit; stek; scheut; plantestekje; jonge plant; klap; knal; kwak; dreun; smak; scheutjes