Deutsch
Detailübersetzungen für Kreisbogen (Deutsch) ins Niederländisch
Kreisbogen: (*Wort und Satz getrennt)
- Kreis: rondje; cirkel; kring; territorium; leefgebied; soos; societiet; krans; kransje; kralenkrans; vereniging; organisatie; orde; club; bond; unie; gilde; ambachtsgilde; vakgenootschap; kringel; kringvormig; cirkelvorm
- Bogen: bocht; draai; ronding; kronkel; kromming; uitbouw; welving; boog; handboog; strijkstok; strijkboog
- Bögen: bogen; handbogen; strijkstokken; strijkbogen