Deutsch
Detailübersetzungen für Feingebäck (Deutsch) ins Niederländisch
Feingebäck: (*Wort und Satz getrennt)
- fein: leuk; fijn; aangenaam; prettig; plezierig; plezant; behaaglijk; dun; ijl; van geringe dichtheid; lief; aardig; sympathiek; slank en smal; kwetsbaar; breekbaar; teer; teder; delicaat; broos; fragiel; tenger; fijngevoelig; iel; frèle; sierlijk; geraffineerd; slank; rank; fijngebouwd; subtiel; stijlvol; chic; esthetisch; elegant; verfijnd; smaakvol; gracieus; modieuze verfijning; eerlijk; open; zwak; oprecht; mager; slap; schraal; openlijk; wankel; karig; gammel; cru; pover; decoratief; armzalig; schamel; onomwonden; krakkemikkig; rechtschapen; onverbloemd; rechttoe rechtaan; onverholen; bijzonder aangenaam
- Gebäck: taart; gebak; koek; koekje; biscuit; biscuitje; kaakje; gebakje; taartje; biskwietje; kleine kaak
Wiktionary Übersetzungen für Feingebäck:
Feingebäck
Cross Translation:
noun
-
een vet en zoet gebak van bladerdeeg dat gevuld is met spijs
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Feingebäck | → gebak | ↔ pastry — food group |