Deutsch
Detailübersetzungen für Boxschlag (Deutsch) ins Niederländisch
Boxschlag: (*Wort und Satz getrennt)
- Box: box; opbergruimte; kot; krot; hutje
- Schlag: soort; slag; ras; klop; tik; toegebrachte klap; dreun; uithaal; vuistslag; klap; stoot; hengst; mep; peut; lel; opdonder; oplawaai; muilpeer; opduvel; zet; duw; por; stootje; duwtje; knal; jens; portier; conciërge; bliksem; flits; bliksemslag; bliksemschicht; bliksemflits; pof; bons; duiventil; duivenhok; olifantspijp; soulpijp; wijde broekspijp