Deutsch
Detailübersetzungen für Herrschertitel (Deutsch) ins Niederländisch
Herrschertitel: (*Wort und Satz getrennt)
- Herrscher: heer; machthebber; koning; heerser; monarch; meerdere; baas; patroon; meester; superieur; bevelhebber; beheerser; gebieder; overheerser; overweldiger; vorst; stadhouder; soeverein; majesteit; regentes; plaatsbekleder
- Titel: hoofd; titel; aanhef; boektitel; graad; wetenschappelijke graad; kop; krantenkop; predikaat; grammaticaal predikaat; nummer; rang; rangorde; gelid; titelbalk