Tumult: deutsche und niederländische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Remove Ads

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Tumult:
- kabaal; lawaai; rumoer; spektakel; herrie; leven; opstand; rel; opstootje; oproer; vuistgevecht; volksoproer; gedruis; tumult; zeegang; wiegeling; deining; schommeling; drukte; ophef; kouwe drukte
Wiktionary:
- Tumult → pandemonium

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

tumult:
- Trara; Krach; Radau; Tumult; Trubel; Aufruhr; Spektakel; Lärm; Gewühl; Beschäftigung; Geschäftigkeit; Treiben; Betriebsamkeit; Regsamkeit; Gedränge; Getöse; Lebhaftigkeit; Gewimmel; Gebrüll; reges Leben; Rummel; Getreibe; Andrang; Gewirr; Getue; Lebendigkeit; Geselligkeit; Emsigkeit; Gedrängtheit

Deutsch

Detailübersetzungen für Tumult (Deutsch) ins Niederländisch

Tumult:

Tumult [der ~] Nomen

der Tumult (Lärm; Spektakel; Krach; Rummel; Radau; starkeVerkehr; Strudel; Trubel; Betrieb; Skandal; Spuk; Aufruhr; Andrang; Umtrieb)
het kabaal; het lawaai; het rumoer; het spektakel; de herrie; het leven
- kabaal [het ~] Nomen
- lawaai [het ~] Nomen
- rumoer [het ~] Nomen
- spektakel [het ~] Nomen
- herrie [de ~] Nomen
- leven [het ~] Nomen
der Tumult (Krawall; Aufstand; Volksaufstand; Widerstand; Empörung; Rebellion; Volkserhebung; Schlägerei; Erhebung; Auflauf; Aufruhr; Auflehnung)
de opstand; de rel; het opstootje; het oproer; het vuistgevecht; het volksoproer
- opstand [de ~ (m)] Nomen
- rel [de ~ (m)] Nomen
- opstootje [het ~] Nomen
- oproer [het ~] Nomen
- vuistgevecht [het ~] Nomen
- volksoproer [het ~] Nomen
der Tumult (Aufruhr; Trara; Krach; Radau; Trubel; Spektakel)
het rumoer; het gedruis; het tumult
- rumoer [het ~] Nomen
- gedruis [het ~] Nomen
- tumult [het ~] Nomen
der Tumult (Dünung; Seegang; Wellengang; Wellenschlag; Treiben; Sintflut)
de zeegang; de wiegeling; de deining; de schommeling
- zeegang [de ~ (m)] Nomen
- wiegeling [de ~ (v)] Nomen
- deining [de ~ (v)] Nomen
- schommeling [de ~ (v)] Nomen
der Tumult (Getreibe; Betrieb; Trubel; Gewirr)
de drukte; de ophef; kouwe drukte; het rumoer
- drukte [de ~ (v)] Nomen
- ophef [de ~ (m)] Nomen
- kouwe drukte [znw.] Nomen
- rumoer [het ~] Nomen

Übersetzung Matrix für Tumult:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
deining	Dünung; Seegang; Sintflut; Treiben; Tumult; Wellengang; Wellenschlag	Aufregung; Dünung; aufheben
drukte	Betrieb; Getreibe; Gewirr; Trubel; Tumult	Andrang; Beschäftigung; Betrieb; Betriebsamkeit; Beweglichkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Hektik; Krakeel; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; Zulauf; reges Leben; starkeVerkehr; Überbeschäftigung
gedruis	Aufruhr; Krach; Radau; Spektakel; Trara; Trubel; Tumult
herrie	Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr	Lärm; Radau
kabaal	Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr
kouwe drukte	Betrieb; Getreibe; Gewirr; Trubel; Tumult	Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gedränge; Geschäftigkeit; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Hektik; Treiben; Trubel
lawaai	Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr	Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Lärm; Radau; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
leven	Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr	Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Dasein; Emsigkeit; Existenz; Fortbestehen; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Leben; Lebendigkeit; Lebenswandel; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Sein; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
ophef	Betrieb; Getreibe; Gewirr; Trubel; Tumult	Aufregung; aufheben
oproer	Auflauf; Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Empörung; Erhebung; Krawall; Rebellion; Schlägerei; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand
opstand	Auflauf; Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Empörung; Erhebung; Krawall; Rebellion; Schlägerei; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand	Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Erhebung; Rebellion; Volksaufstand; Volkserhebung
opstootje	Auflauf; Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Empörung; Erhebung; Krawall; Rebellion; Schlägerei; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand	Aufregung; Aufruhr; Krach; Krawall; Ordnungswidrigkeit; Radau
rel	Auflauf; Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Empörung; Erhebung; Krawall; Rebellion; Schlägerei; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand	Aufregung; Aufruhr; Krach; Krawall; Ordnungswidrigkeit; Radau
rumoer	Andrang; Aufruhr; Betrieb; Getreibe; Gewirr; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trara; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr	Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geräusch; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
schommeling	Dünung; Seegang; Sintflut; Treiben; Tumult; Wellengang; Wellenschlag
spektakel	Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr	Schauspiel; Spektakel
tumult	Aufruhr; Krach; Radau; Spektakel; Trara; Trubel; Tumult	Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Lärm; Radau; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
volksoproer	Auflauf; Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Empörung; Erhebung; Krawall; Rebellion; Schlägerei; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand
vuistgevecht	Auflauf; Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Empörung; Erhebung; Krawall; Rebellion; Schlägerei; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand	Boxkampf; Faustkampf
wiegeling	Dünung; Seegang; Sintflut; Treiben; Tumult; Wellengang; Wellenschlag
zeegang	Dünung; Seegang; Sintflut; Treiben; Tumult; Wellengang; Wellenschlag
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
leven		arbeiten; besteht; dasein; existieren; fortbestehen; funktionieren; leben; tun; vorgehen; wohnen

Synonyms for "Tumult":

Aufruhr; Aufstand; Ausschreitung; Krawall; Unruhe
Aufstand; Lärm; Terz; Theater

Wiktionary Übersetzungen für Tumult:

Cross Translation:

From	To	Via
• Tumult	→ pandemonium	↔ pandemonium — an outburst; loud, riotous uproar

Computerübersetzung von Drittern:

Niederländisch

Detailübersetzungen für Tumult (Niederländisch) ins Deutsch

tumult:

tumult [het ~] Nomen

het tumult (gedruis; rumoer)
Trara; der Krach; der Radau; der Tumult; der Trubel; der Aufruhr; der Spektakel
- Trara [das ~] Nomen
- Krach [der ~] Nomen
- Radau [der ~] Nomen
- Tumult [der ~] Nomen
- Trubel [der ~] Nomen
- Aufruhr [der ~] Nomen
- Spektakel [der ~] Nomen
het tumult (lawaai; herrie)
die Lärm; die Radau
- Lärm [die ~] Nomen
- Radau [die ~] Nomen
het tumult (pandemonium; opschudding; heksenketel; beroering; leven; drukte; lawaai; rumoer; geraas; heibel)
Gewühl; die Beschäftigung; die Geschäftigkeit; Treiben; die Betriebsamkeit; die Regsamkeit; Gedränge; Getöse; die Lebhaftigkeit; Gewimmel; der Spektakel; Gebrüll; Trara; reges Leben; der Rummel; Getreibe; der Trubel; der Andrang; Gewirr; Getue; die Lebendigkeit; die Geselligkeit; die Emsigkeit; die Gedrängtheit
- Gewühl [das ~] Nomen
- Beschäftigung [die ~] Nomen
- Geschäftigkeit [die ~] Nomen
- Treiben [das ~] Nomen
- Betriebsamkeit [die ~] Nomen
- Regsamkeit [die ~] Nomen
- Gedränge [das ~] Nomen
- Getöse [das ~] Nomen
- Lebhaftigkeit [die ~] Nomen
- Gewimmel [das ~] Nomen
- Spektakel [der ~] Nomen
- Gebrüll [das ~] Nomen
- Trara [das ~] Nomen
- reges Leben [das ~] Nomen
- Rummel [der ~] Nomen
- Getreibe [das ~] Nomen
- Trubel [der ~] Nomen
- Andrang [der ~] Nomen
- Gewirr [das ~] Nomen
- Getue [das ~] Nomen
- Lebendigkeit [die ~] Nomen
- Geselligkeit [die ~] Nomen
- Emsigkeit [die ~] Nomen
- Gedrängtheit [die ~] Nomen

Übersetzung Matrix für tumult:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Andrang	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	aandrang; drang; herrie; het toestromen; het toevloeien; impuls; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; luim; oploopje; opwelling; prikkel; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom
Aufruhr	gedruis; rumoer; tumult	beroeringen; herrie; kabaal; lawaai; leven; onlust; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; ordeverstoring; plotselinge omwenteling; rebellie; rel; rumoer; sensatie; spektakel; tegenstand; verwarring; verzet; volksoproer; vuistgevecht; weerstand
Beschäftigung	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	aanstelling; activiteit; ambacht; arbeid; bedrijvigheid; benoeming; bezigheid; hobby; inspanning; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; krachttoer; loonarbeid; loonwerk; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; vak; werk; werkverschaffing; werkzaamheid
Betriebsamkeit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	activiteit; agitatie; bedrijvigheid; beroering; drukte; gewoel; kouwe drukte; ongedurigheid; onrust; roerigheid
Emsigkeit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; drukte; gehaastheid; grote menigte; haast; haastigheid; ijl; ijver; ijverigheid; kouwe drukte; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onvermoeibaarheid; overijling; spoed; toeloop; veel mensen; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
Gebrüll	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	gebrul; gebulder; gegier; gegil; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; loeien van de wind
Gedränge	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	agitatie; beroering; drom; drukte; gedoe; gedrang; geduw; gewoel; grote menigte; kouwe drukte; massa; menigte; mensenmassa; omhaal; ongedurigheid; onrust; oploopje; samenkomst; toeloop; toevloed; troep; veel mensen
Gedrängtheit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drukte; gedrang; toeloop; toevloed
Geschäftigkeit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	activiteit; agitatie; arbeid; arbeidskracht; arbeidsvermogen; bedrijvigheid; beroering; bezigheid; drukte; gewoel; ijver; ijverigheid; kouwe drukte; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; ongedurigheid; onrust; vlijt; vlijtigheid; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid
Geselligkeit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	behaaglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; gein; gemoedelijkheid; gerieflijkheid; gezelligheid; jolijt; keet; knusheid; leut; lol; opgewektheid; plezier; pret; vrolijkheid
Getreibe	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drom; drukte; gedoe; gedrang; gewoel; gewroet; grote menigte; kouwe drukte; massa; menigte; mensenmassa; omhaal; ophef; rumoer; toeloop; toevloed; troep; veel mensen
Getue	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drukte; geaffecteerdheid; gedoe; grote menigte; heisa; omhaal; rompslomp; toeloop; toestand; veel gedoe; veel mensen
Getöse	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	gebeuk; gebonk; gebons; gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
Gewimmel	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drukte; gedoe; gekrioel; gewriemel; grote menigte; kouwe drukte; omhaal; toeloop; veel mensen
Gewirr	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	chaos; drukte; gedoe; grote menigte; heksenketel; keet; kouwe drukte; omhaal; ophef; puinhoop; regelloosheid; rumoer; toeloop; veel mensen; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zootje
Gewühl	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drukte; gedoe; gewoel; gewroet; grote menigte; kouwe drukte; omhaal; oploopje; samenkomst; toeloop; veel mensen
Krach	gedruis; rumoer; tumult	bons; botsing; conflict; dreun; gevecht; herrie; kabaal; kamp; klap; knal; krach; kwak; lawaai; leven; onenigheid; opstootje; ordeverstoring; pof; rel; rumoer; ruzie; smak; spektakel; stennis; strijd; twist; worsteling
Lebendigkeit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Lebhaftigkeit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	beweeglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; drukte; jolijt; jool; keet; levendigheid; lol; opgewektheid; plezier; pretmakerij; temperament; vrolijkheid; vurigheid
Lärm	herrie; lawaai; tumult	herrie; kabaal; lawaai; leven; luidruchtigheid; misbaar; rumoer; spektakel; stennis
Radau	gedruis; herrie; lawaai; rumoer; tumult	herrie; kabaal; lawaai; leven; luidruchtigheid; opstootje; ordeverstoring; rel; rumoer; spektakel; stennis
Regsamkeit	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Rummel	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drukte; gedrang; grote menigte; herrie; kabaal; knoeiboel; lawaai; leven; rommel; rumoer; spektakel; toeloop; toevloed; troep; veel mensen; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
Spektakel	beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	botsing; conflict; gebrul; gebulder; gekrijs; geschreeuw; herrie; kabaal; lawaai; leven; misbaar; onenigheid; rumoer; ruzie; schouwspel; spektakel; spektakelstuk; twist
Trara	beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	heisa; toestand
Treiben	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	activiteit; bedrijvigheid; deining; drijven; drukte; grote menigte; klopjacht; kouwe drukte; razzia; roerigheid; rommelig gedoe; schommeling; toeloop; veel mensen; wiegeling; zeegang
Trubel	beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drukte; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel
Tumult	gedruis; rumoer; tumult	deining; drukte; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; oproer; opstand; opstootje; rel; rumoer; schommeling; spektakel; volksoproer; vuistgevecht; wiegeling; zeegang
reges Leben	beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult	drukte; gedrang; toeloop; toevloed

Deutsche und niederländische Suchergebnisse für: Tumult

Detailübersetzungen für Tumult (Deutsch) ins Niederländisch

Tumult:

Tumult [der ~] Nomen

der Tumult (Lärm; Spektakel; Krach; Rummel; Radau; starkeVerkehr; Strudel; Trubel; Betrieb; Skandal; Spuk; Aufruhr; Andrang; Umtrieb)

der Tumult (Krawall; Aufstand; Volksaufstand; Widerstand; Empörung; Rebellion; Volkserhebung; Schlägerei; Erhebung; Auflauf; Aufruhr; Auflehnung)

der Tumult (Aufruhr; Trara; Krach; Radau; Trubel; Spektakel)

der Tumult (Dünung; Seegang; Wellengang; Wellenschlag; Treiben; Sintflut)

der Tumult (Getreibe; Betrieb; Trubel; Gewirr)

Übersetzung Matrix für Tumult:

Synonyms for "Tumult":

Wiktionary Übersetzungen für Tumult:

Detailübersetzungen für Tumult (Niederländisch) ins Deutsch

tumult:

tumult [het ~] Nomen

het tumult (gedruis; rumoer)

het tumult (lawaai; herrie)

het tumult (pandemonium; opschudding; heksenketel; beroering; leven; drukte; lawaai; rumoer; geraas; heibel)

Übersetzung Matrix für tumult:

Verwandte Wörter für "tumult":